zondag 5 maart 2017

Zondags rondje

Een rondje Westfrieseomringdijk
Van morgen begon het toch weer te kriebelen om de Quest van stal te halen en woord en daad samen gevoegd . Het ideee was om een van mijn favoriete rondjes te gaan fietsen Twisk , Hoorn , Enkhuizen . Medemblik en Twisk van bijna 80 Km .  Gewoon rustig trappen en met een dikke twee uur is het gebeurt genieten van alles wat er om je heen gebeurt ook als je het vaker doet .
De seizoenen maken het verschil en de mensen die je tegenkomt die waren allemaal goed gemutst duimpie omhoog. En dan fiets je langs kasteel Radboud en denk je wat zou hier allemaal gebeurt zijn , heb het een en ander vermeld  onder aan de pagina .
Veel activiteiten in Schellinkhout

Ruim zicht op de dijk

Molen in bedrijf voor bemaling

Een kleinere versie

De opstap plaats van de surfers

Van dichtbij een kleuren festijn




Door harde wind was het rustig

Enkhuizen

Op naar Andijk


Kasteel Radboud

MEDEMBLIK – In de vorige aflevering van mijn artikelenreeks verhaalde ik de opkomst van Grote Pier en zijn Arumer Zwarte Hoop en zijn samenwerking met deHertog van Gelre. Daarnaast schreef ik over zijn piraterij op de Zuiderzee. Deze aflevering gaat over de moorddadige aanval door Grote Pier en de Gelderse Friezen op de Hollandse gewesten. Hierbij was de bevolking van Medemblik en omgeving als eerste de klos.
Door: Ing. Ben Dijkhuis
Grote Pier vaart westwaarts
Het was begin juni 1517 dat Grote Pier zijn voorbereidingen trof voor een grote aanval op Holland vanaf de Zuiderzee. Hij hield zich met de Arumer Zwarte Hoop op in de omgeving van Kuinre met een vloot van 150 grote en kleine schepen en werd bovendien versterkt door een enorm leger van zo’n 3000 tot 4000 Gelderse huurlingen. Deze huurlingen stonden onder commando van de Friese krijgsheren Johan Selbach en Johan Goldstein, die hun sporen al ruim voor de Gelderse hertog hadden verdiend.
Dat er een aanval zou komen was bij de Hollanders bekend, maar over waar de Friezen en Geldersen aan land zouden komen tastte men volledig in het duister. Dirk Burger van Schoorel schreef in zijn Medemblikker kroniek (1736) dat er honderden soldaten werden verdeeld over vier compagnieën die naar Uitdam, Monnikendam, Edam en naar de krijgsheer Jan II van Wassenaar werden gezonden. Floris van Egmond had eveneens vier compagnieën in ‘voorraad’, hiervan werd een garnizoen onder Graaf Felix bij Medemblik gestationeerd, een bij Enkhuizen, en een bij Schagen en omliggende dorpen. Daarnaast werd een compagnie in Enkhuizen op oorlogsschepen gestationeerd om de vijand te weer te staan.   
De vloot van Grote Pier voer op 24 juni 1517 op Johannes de Doperdag ’s morgens rond 9 uur vanuit Lemmer richting West-Friesland, en na een dag varen kwam  de kust van West-Friesland in zicht. De piraten- en oorlogsschepen voeren voorbij Enkhuizen dat door het Hollandse garnizoen goed verdedigd werd en gingen op 25 juni ’s morgens vroeg in de buurt van Wervershoof voor anker. Vervolgens trok een ongeregelde bende, plunderend en brandstichtend, direct in de richting van Medemblik.

MEDEMBLIK BRANDT

Desondanks dat de aanval onverwachts kwam had men in de Hollandse gewesten er toch al kennis van kunnen nemen. In zo kort mogelijke tijd werd er massaal alarm geslagen door in de dorpen en steden de kerkklokken te laten luiden. Maar dat kwam voor Medemblik te laat, want de stad werd door de Friese en Gelderse troepen zwaar bestormd.
De burgers en de manschappen onder Graaf Felix, die stad moesten verdedigen waren compleet overdonderd, omdat zij nooit zo’n geweldige overmacht hadden verwacht.
De bende huurlingen rukte op naar de kerk waar men een priester onthoofde. Er werd van alles in het godshuis vernield en geroofd,  waarna het in brand werd gestoken. De brand was zo heftig dat zelfs de bronzen klokken smolten en daardoor onbruikbaar werden. In een verslag van de Dom van Utrecht tekende men het volgende op:
“geheelyck ende al verbrant ende gedestrueert is geweest alsoe, dat aldaer die glasen veynsteren, kelcken noch ornamenten en zijn gebleven ende de clocken gesmolten ende bedorven”.
De mensen werden uit hun huizen gejaagd, deels vermoord of voor losgeld gegijzeld. De woningen werden geplunderd van de meest waardevolle spullen.
Een ander deel van burgers was in staat om de vluchten. Sommigen renden in de richting van de zee, maar de meesten zorgden als de weerga ervoor om naar het kasteel te vluchten om daar hun heil te zoeken. Onderwijl werden zij door de Gelderse soldaten opgejaagd.

HET KASTEEL ALS VEILIGE TOEVLUCHTSOORD

Het was Joost van Bueren, die twee jaar eerder door Karel V tot dijkgraaf en kastelein werd benoemd. Er stond voor hem, maar ook voor de in het kasteel aanwezige manschappen, de belangrijkste taak ooit te wachten, namelijk het redden van zoveel mogelijk burgers.
Thabor meldde dat het een grote groep burgers lukte om op tijd om binnen de slotmuren te komen alvorens de bruggen van het kasteel uit veiligheidsredenen werden opgehaald. De vluchtelingen die te laat kwamen zagen alleen kans om in de slotgracht te springen en naar het kasteel te zwemmen. Deze doodsbange vluchtelingen werden met touwen naar boven gehesen, en werden door de vensters naar binnen gehaald.
Het kasteel was goed verdedigd en zodanig van sterkte dat het niet door de belegeraars kon worden ingenomen. De bende koos uiteindelijk eieren voor zijn geld en gaf het beleg van het kasteel op. Desondanks was de schade aan het slot groot.
Nu waren de huizen en verschillende gebouwen van de stad ook aan de beurt. Naast het in de brand steken van de kerk, ging men ook over tot plunderen van de twee nonnenkloosters en staken die ook in brand. Eveneens moest het stadhuis het ontgelden, zodat van alle waardevolle stukken die zich in de archieven bevonden, niets meer over bleef.
Thabor beschreef dat allerlei goederen en voedselvoorraden werden vernietigd, en zo ook de schepen die in de haven lagen. Alleen het kasteel, die Joost van Bueren en zijn manschappen met hand en tand verdedigde, bleef staan. Terwijl de stad brandde als een fakkel, en geen huis meer bleef staan, verliet het leger van Grote Pier deze verschrikkelijke inferno om verder naar de omliggende dorpen op te trekken.
West-Friesland ligt onder vuur
Opperdoes en Twisk werden in brand gestoken, doch een pastoor van Midwoud gelukte het om de plunderingen af te kopen. Theodorus Velius beschrijft in zijn Hoornse kroniek dat troepen via Zwaagdijk richting Hoorn gingen, maar deze stad ontsprong de dans omdat de verdediging voldoende was om de aanval af te slaan. De dorpen Berkhout, Avenhorn en Ursem kwamen er slechter van af en werden in brand gestoken. Daarna rukte de bende op richting Alkmaar, een spoor van dood en verderf achterlatend, terwijl er een enorme vluchtelingenstroom op gang kwam.
Aangekomen bij Alkmaar gelukte het Grote Pier en de Gelderse Friezen het kasteel de Middelburg te vernietigen, waar de rentmeester van Kennemerland en West-Friesland verbleef, maar ook werd het kasteel de Nieuwburg, waar de baljuw Jan Gerritz. van Egmond resideerde, met de grond gelijk gemaakt. Dit geeft aan hoe groot de overmacht van de Gelderse Friezen op de Hollanders moet zijn geweest. Daarnaast werden veel plaatsen in Alkmaar in brand gestoken.
Overigens wordt er aangenomen dat Grote Pier, in dit stadium van deze bloedige rooftocht, naar Friesland terugkeerde.
De Gelderse Friezen rukken verder op
Uiteindelijk trokken de Gelderse Friezen, al plunderend en brandstichtend verder in de richting van Beverwijk. Spaarndam ontsprong de dans ook niet en werd ook in brand gestoken. Via Amsterdam en de Venen, rukten zij op dezelfde wijze op in de richting van het Sticht Utrecht, in de richting van Gelderland, alwaar de nodige wapenfeiten van de Geldersen tegen de Habsburgers plaatsvonden.
Tijdens de diverse gevechten aldaar moest een flink deel van de Gelderse Friezen hun verlies nemen.
De Leidse kroniekschrijver Petrus Scriverius verwijst in dit verband naar oude Brabantse bronnen, dat diverse hoogwaardigheidsbekleders van Nassau, Ravenstein, Kleef en van Rijnland bij elkaar kwamen om over Gelderse Friezen te vergaderen. Daar werd gesproken over het feit dat bij Venlo ca. 800 aanvallers werden gedood en dat een deel kans zag om te vluchten. De provoost Marichel en Roy Roeye lukte het om enige lieden van de ‘Zwarte Hoop’ te vangen, en vervolgens op te hangen. 
Tot zover mijn beschrijving over de bloedige en brandstichtende rooftocht van Grote Pier, de Arumer Zwarte Hoop en de Gelderse huurlingen. Hoe het verdere verloop van deze geschiedenis plaatsvond, vertel ik in het volgende en laatste deel van deze serie, namelijk hoe het met de stad Medemblik verging, en hoe het met Grote Pier en de Geldersen afliep.
Medemblikker haven nog in rust
Tot de volgende keer